Bij alle tijd- en cultuurgebonden beelden die we van God in de Bijbel meekrijgen lijkt er toch één dat doorheen de geschiedenis standhoudt. Dat is het beeld van de stem. De roepstem. Stem in het gebeuren en stem in het menselijk geweten.
Koning, rechter, vechtersbaas
Vele beelden uit onze bijbelse en christelijke traditie herkennen we als projecties van menselijke behoeften en verlangens. Denken we maar aan de bijbelse beelden van God als koning of rechter of als vechtersbaas: zijn dat geen spiegelbeelden van onze eigen dromen naar macht en aanzien. Ook de meer filosofische beelden van God als de almachtige, de alwetende, de voorzienige: surrogaatbeelden voor onze gebrekkige kennis en ons onvermogen de wereld naar onze hand te zetten. Duidelijk ook de vrome beelden van God die de miserie van armen en treurenden compenseert na de dood. Beelden die de filosoof Nietzsche het verwijt ontlokte dat het christendom een slavenmoraal huldigt. Zoveel godsbeelden die stuk voor stuk sneuvelden onder de kritiek van wetenschappers en filosofen.
Le Dieu horloger
De gebeurtenis die de doorslag heeft gegeven was wellicht de aardbeving te Lissabon op 1 november 1755. Die schokte de wereld en deed de vraag naar god in alle scherpte stellen. Tussen de vijftig- en de honderdduizend mensen waren omgekomen, op het moment dat de meesten van hen in kerken bijeen waren om het feest van Allerheiligen te vieren. Bedolven onder het puin van de ingestorte kerken. Een van de meest vernietigende en dodelijke aardbevingen in de geschiedenis, gevolgd door een tsunami en een brand die vrijwel heel Lissabon vernielde. Deze rampspoed bevestigde de filosoof Voltaire in zijn overtuiging: God bekommert zich niet om de aangelegenheden van de mens. Hij laat ze allemaal omkomen. Rechtvaardigen en onrechtvaardigen, gelovigen en ongelovigen. Allen zijn namelijk onderworpen aan de natuurwetten die God, op het moment van de schepping voor eens en altijd heeft vastgelegd. Zo dachten inderdaad Voltaire en de meeste filosofen uit de Verlichting. Le Dieu horloger. Nu bleek: slechte uurwerkmaker. Ook dat beeld ging onderuit.
Verzet en verlangen naar gerechtigheid
We hebben de beelden achter ons gelaten van God als een externe supermogendheid. Laten we liever het Mozesverhaal bekijken dat we zojuist beluisterd hebben. Het is een bijzonder samengebald verhaal waarin een aantal belangrijke ervaringsgegevens in beeld worden gezet. Eerste gegeven: er klinkt een stem. Er klinkt natuurlijk geen stem. Het is de situatie waarin mensen de dupe geworden zijn, die schreeuwt om verandering. “Ik heb de ellende van mijn volk gezien, ik kan het niet langer verdragen”.
Het klinkt alsof iemand het zich aantrekt. Deze roep overstemt de feitelijkheid. En ze laat zich niet stom leggen. Ze is onaantastbaar. Er is dit diepe verlangen naar gerechtigheid dat niet klein te krijgen is, ook al is het duizendmaal de kop ingedrukt met macht en geweld. Het verzet tegen onrecht breekt telkens weer door. Er is een hele traditie van verlangen naar gerechtigheid en van verzet tegen onrecht die als een rode draad doorheen de geschiedenis loopt. Deze stem is een aanwezigheid, een presentie.
Het besef van een opdracht
Ik kan die stem negeren. Uiteraard. Ik kan gewoon de blik afwenden. Niets gezien. Geen beginnen aan. Te complex. Duizend en een excuses. Vast staat dat die stem zelf niets kan. Het is maar een stem. Meer niet. Tenzij men in die stem een opdracht beluistert. Dat is het tweede gegeven: “Ik stuur jou naar de farao, gij moet mijn volk bevrijden uit Egypte”. Geen magische kracht, maar het besef van een opdracht, een verantwoordelijkheid.
Wie daarop ingaat ontdekt misschien dan pas die vele anderen die zich eveneens door die stem in beweging laten brengen. Dan voelt men ook de dragende kracht van die stem. Ons antwoord wordt uitgelokt door een geschiedenis die ons draagt en inspireert. En elke keuze is een doorbraak. Hoe klein ook. Het is een begin, iets nieuws, een scheppend moment.
De stem krijgt een naam
Verderop in het verhaal krijgt die stem een naam. Een naam die er eigenlijk geen is. “Ik ben die Ik ben”. Er is onnoemelijk veel gespeculeerd omtrent de betekenis van die naam. Emeritus Paus Benedictus interpreteert deze naam in de lijn van de Griekse filosofie als het opperste zijnde, met alle associaties van dien: God heeft aan zichzelf genoeg, heeft niemand nodig buiten zichzelf, hij is de eerste oorzaak, de onbewogen beweger, het hoogste zijnde. God als de bevestiging van de voorgegeven orde.
De joodse bijbelgeleerde André Chouraqui vertaalt die naam heel anders. Hij sluit aan bij de joodse spiritualiteit: “Je serai qui je serai”. Dat is een veel dynamischer betekenis. Hij is de komende, de voortdurend komende, wiens stem weerklinkt in het gebeuren. Dat betekent dat God helemaal geen deel uitmaakt van wat is, geen garant van de voorgegeven orde. We kunnen maar beter vertellen over hetgeen we zelf meemaken en wat die stem in mensen uitlokt.
Doe gij evenzo
Eigenlijk doet Jezus hetzelfde wanneer hij het heeft over het Rijk Gods. Om duidelijk te maken wat dat Rijk Gods is, op welke manier God werkzaam is in de geschiedenis, vertelt hij gelijkenissen en parabels. Deze gaan over gewone dingen uit het dagelijkse leven. Maar hij gooit iets in het midden en stelt zo de toehoorder voor een keuze. Hij vertelt over een vader met twee zonen, en de jongste die van huis weg wil en die alles verbrast en naar huis terugkeert enzovoort. “God” komt er niet in voor. Maar de oudste zoon weet zich voor een keuze geplaatst. Er is alleen de kracht van het verhaal, de stem die zich laat horen. God blijft impliciet.
Of nog: over een man die onderweg was van Jeruzalem naar Jericho en onderweg overvallen wordt en voor dood wordt achtergelaten en over een priester en een leviet die voorbijkomen en een Samaritaan. Dat is alles. God komt niet ter sprake, maar Jezus zegt wel: “Doe gij evenzo”. God komt impliciet aan het licht. In het verhaal van de naam die hij gemaakt heeft. In het leven van mensen.