De God waarin ik probeer te geloven
Over de God waarin ik probeer te geloven, kan ik niet veel zinnigs vertellen. Ik maak er geen persoon van, alhoewel ik God heel af en toe wel eens aanspreek, tegen beter weten in. Ieder beeld dat we proberen te gebruiken, is onvolledig. Je zou kunnen zeggen: God is als een vader, maar dan moet je onmiddellijk ook zeggen: God is als een moeder, maar het kan eigenlijk ook geen persoon zijn, dus moet je misschien zeggen: een kracht, maar tegelijkertijd ook onmacht, want waarom gebeurt er anders onrecht. Of misschien bron, maar ook einde. Of bedding, maar ook stroming. Welk beeld ik ook probeer te gebruiken, ik moet ieder woord met een ander woord aanvullen, nuanceren en ik heb het gevoel dat dat nooit stopt, dat er geen einde aan komt. Als ik toch iets moet kiezen, dan hoop ik en wil ik geloven dat God het Leven met grote “L” zelf is, met dezelfde “L” ook van Liefde.
Is die liefdevolle God er wel?
Maar de twijfel is nooit weg. Is die liefdevolle God er wel? Is een God die met ons meetrekt en ons bijstaat in het lijden geen zinsbegoocheling? Die vragen kunnen we niet uit de weg gaan wanneer we geconfronteerd worden met zinloze ellende en onrecht. En hebben we daar dan iets aan te weten dat er een God is, maakt het enig verschil of er God of niet God is?
Een regelrechte dwaasheid
Die existentiële twijfel kan ik alleen gedeeltelijk genezen door te kijken naar mensen zoals Dietrich Bonhoeffer, of Maximiliaan Kolbe, of de mens Jezus. Zij getuigden met hun woorden en daden van een diepe overtuiging die zo rotsvast moest zijn dat ze hun eigen leven op het spel wilden zetten. Het kan niet anders of ze hadden weet van iets groters. Zij getuigden van het leven als een diepe werkelijkheid die niet door de dood wordt vernield of beschadigd, maar leven dat als een ongeziene, ongekende kracht blijft verdergaan, voorbij de grens van de dood. Ze zijn voor mij het bewijs dat survival of the fittest en het recht van de sterkste niet de alleenzaligmakende verklaring van de werkelijkheid zijn.
“Bemin je vijand” of “Smeed je zwaarden om tot ploegscharen” zet de logica van de evolutietheorie als volledige en unieke waarheid op zijn kop. Tot nog toe heb ik nog niemand gevonden die “Bemin je vijand” geloofwaardig kan inpassen in die theorie. Integendeel, puur biologisch en psychologisch gezien is “Bemin je vijand” regelrechte dwaasheid en zelfs gevaarlijk. Zeker niet de houding waarmee de soort in stand kan gehouden worden. Het kan niet anders dan dat dit inzicht getuigt van een andere werkelijkheid.
Ik zal er zijn
Mijn existentiële twijfel probeer ik ook te genezen door me vast te klampen aan de oudtestamentische belofte “Ik zal er zijn”. Die belofte krijgt voor mij handen en voeten, wordt heel concreet en levend in het werk van bijvoorbeeld zuster Jeanne De Vos, maar evengoed in het leven van een Nelson Mandela of de zovele mensen die opkomen voor en werk maken van recht en bevrijding. Variërend op een passage uit het dagboek van de joods-Nederlandse Etty Hillesum, die in Auschwitz vermoord is, zou ik kunnen zeggen: “God helpt ons niet…, wij moeten God helpen door Hem te laten oplichten in ons.”
We moeten God de kans geven in ons te gebeuren. Ze schreef nog: “Diep in mij is er een put. Daar zit God. Soms kan ik hem aanraken, maar meestal liggen er stenen en wrakhout in de weg. God ligt daaronder dan bedolven en hij moet uitgegraven worden.” Een opdracht. Of zoals we in een lied op een tekst van Gerard Reve zingen: “Wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft, dan denk ik dat Gij liefde zijt en eenzaam en dat, in zelfde wanhoop Gij mij zoekt zoals ik U.”
God doet niemendal
Dit alles is geen verklaring voor de werkelijkheid, het legt niet uit hoe de zaak in elkaar zit en een wetenschapper die in zijn eigen wereldje opgesloten zit en blijft ronddraaien zal er dus geen genoegen mee nemen. Het is geen verklaring, het is alleen een beleving, een beleving die eigen is aan mijn persoon, maar ook één die me tegelijkertijd overstijgt. Ze houdt de diepe overtuiging in dat het leven zelf heilig is, een geschenk waar ik dankbaar kan voor zijn. Ze brengt me het besef dat ik niet de maker ben van de dingen.
De overtuiging dat ik dat andere deel van de werkelijkheid mag vertrouwen en dat ik dat vertrouwen mag vertrouwen. Leven hangt samen met vertrouwen, anders is leven onmogelijk, wordt het een hel. Die overtuiging kan ik alleen maar uitdrukken, stem geven met een andere taal die slechts betekenis krijgt binnen haar aparte context. Dat is niet de taal van de positieve wetenschap met harde definities, maar een taal die mogelijk maakt dat we tegelijkertijd kunnen zeggen: “God doet niemendal” en “God heeft me genezen, geholpen, God heeft me bevrijd”, met evenveel waarheids- en waarachtigheidswaarde.
MEER INSPIRATIE? > KLIK HIER