Een levenslange liefde losgelaten
De Nederlandse auteur Koos van Zomeren schrijft in zijn dagboeknotities (Een jaar in scherven, p18): “Het leven zo subtiel, de dood zo lomp”. Ik haper aan die zin. Een lompe dood, dat geldt voor veel sterven. Maar voor veel ander sterven geldt dat het juist zo verfijnd is: attentvol en bezorgd omringd, zachter gemaakt waar dat kan, met eerbied en soms een levenslange liefde losgelaten.
De geneeskunde kan veel, of is afwezig. Maar daartussen zijn er dokters die helder uitleggen wat de consequenties kunnen zijn van dat leven rekken, die stervende én de geliefden bijstaan. Zo is, een groot jaar geleden, vriendin L. gestorven. Lijdend aan vergevorderde dementie kreeg ze een herseninfarct, dokters lieten de impact daarvan zien, ’s avonds stierf ze, omringd door de liefde van haar leven. Er was vrede in haar dood, die we terugvonden in haar begrafenis.
Welke dood willen we zien?
Ik blijf denken aan die tegenstelling tussen subtiel en lomp. En herinner me de anekdote die ik ooit las, over een oude Joodse vrouw, die aan de rand van de greppel waar ze met de rest van haar dorp door de nazi’s ingeschoten zal worden, een verloren huilende baby oppakt en poogt te sussen en daar ook in slaagt, tot ze allebei door het geweld van de kogels voorover stuiken.
De vraag is nu: welke dood kiezen we, die meest lompe want wrede, of dat zo subtiele moederlijke hart? Welke dood willen we zien in Gaza: die gruwelijke inslagen, met kromgetrokken beton en stof en bedolven lichamen, of die man die in zijn armen een kind naar het ziekenhuis holt, waar het misschien zal sterven, want datzelfde ziekenhuis ligt al vol menselijk leed? Maar het staat er wel, en zorgenden blijven doorwerken, en binnen de muren is nog een zekere bescherming…
Is dat wanhoop die nu spreekt? Of wanhopige hoop?
Voeg commentaar toe