Over wat groter is

De grote sterren die ik zag op het einde van onze reis blijven mij bezighouden. Wat missen wij toch veel door in dat overbelicht landje van ons geen of nauwelijks sterren te zien. Ik moest aan die sterren denken toen ik, terug thuis, de volle maan aan de hemel zag staan. Ze stond er helder en groot en zo rond, er waren geen wolken en de hele ruimte rond mij was verlicht. Dat was indrukwekkend, dat beigefluwelen licht. Maar het waren niet de diepten die je ziet in een sterrenhemel. Niet de overweldigende kosmos.

Toen ik klein was, zag ik daar in de diepe polders nog de melkweg. Ik stond op de bus te wachten die me naar het internaat zou brengen, het was een winteravond en boven mij de grootste swipe die mogelijk was. Ik vond het toen al vreemd: zo ver in de kosmos kijken en je toch niet verpletterd voelen. Tremendum et fascinans, het zijn oude woorden, van een bijna middeleeuws wereldbeeld, maar het klopt wel: je beseft hoe klein en nietig je bent, maar je blijft kijken.

Later heb ik dat nog veel sterker ervaren in de Saharawoestijn: als ik daar ’s nachts uit de tent kwam, zag ik overal boven mij, tot in de kleinste uithoeken, sterren. Een wemel van fonkeling, mede door de ultradroge lucht. Het was verbluffend, zelfs nu nog in mijn hoofd na zoveel jaren. En het meest fascinerende was dat ik het gevoel had dat ik maar mijn hand hoefde uit te steken en ik zou alles kunnen aanraken. Het zwart was trouwens velours, van een diepzwarte zachtheid die ik elders nooit meer heb teruggezien. Toen begreep ik waarom heremieten zich in de woestijn terugtrekken: het grote is er, het is oneindig groot, en toch dichtbij… Als de dag kristalhelder azuur is, heb je ook een grote ruimte, zeker als je ver kan kijken. Maar de kosmos zien, is het niet. En zeggen dat de middeleeuwers dachten dat die kosmos boven hen muziek maakte, onhoorbaar, maar onhoorbaar volmaakt…

Mensen vandaag zouden beter meer opkijken en stil worden. En niet zomaar, maar langere tijd, tot het besef ingedaald is van kleinheid en toch dichtbijheid. Een beetje meer nederigheid, en toch het besef dat, hoe klein ook, je wel deel bent van dat grote. Je bent niet niets. Integendeel. In de oude bijbelverhalen is tremendum niet zoiets als schrik, en al zeker geen angst, maar wel ontzag. Dat besef hebben zovelen uitgesproken die zich letterlijk in dat grote gewaagd hebben, zoals bijvoorbeeld poolreizigers. Of woestijnreizigers. Een zeer goede natural writer als Robert Macfarlane wijdt er een heel boek aan: De laatste wildernis.

Foto: Afbeelding van Pexels via Pixabay

Guido Vanhercke

Guido Vanhercke

Bekijk alle berichten

Voeg commentaar toe

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Abonneer u op de nieuwsbrief van Bijlichten

Schrijf nu in

* indicates required