Lach

Het mooist is de beginnende lach, die mond die zich open legt. Het schijnt een complexe daad te zijn, met honderden spieren die in actie schieten, niet alleen rond de mond, maar in heel het gezicht.
Maar het effect van dat gebaar, dat is pas complex. Alsof in dat gezicht deuren opengaan. Alsof een groot welkom je gegeven wordt. Alsof de wereld zijn wapens neerlegt, zijn argwaan. Geen spontaner gebaar dan de lach die aan iemand gegeven wordt. Lach als beginselverklaring. Lach als ontwapening. Lach als nieuwsgierigheid. Lach als aanraking.

Vooral dat laatste blijft fascineren. Hoe een lachend gezicht zo dicht kan komen met al zijn overtuigd vertrouwen. Bijna vrijpostig, in elk geval kwajongensachtig vrij komt een lachend gezicht binnen bij wie het ziet, zonder veel plichtplegingen, zo dicht als water als je zwemt en licht als je kijkt. Een lach kan je doen schrikken, zo onverwacht kan hij zijn in bepaalde situaties, zo zonder enige opsmuk zichzelf. Je vertrouwt hem, die lach, of je kijkt weg. Vandaar dat de reclamelach vaak zo onecht is: hij mikt op dat dichtbije ontmoeten en is slechts een zoveelste masker.

Dat is de grote intelligentie van de beginnende, open komende lach: dat hij weet heeft van leven in zijn essentiële eenvoud. Een gezicht dat openkomt, meer is er niet nodig om iets van de volheid te voelen.
Vandaar ook de lach bij echt grote intelligentie: de humor, de spot. We zouden ook kunnen blozen bij grappen en satire, of enig andere lichamelijke reactie vertonen. Nee, we lachen. Omdat, denk ik, we door zoveel andere lagen boren, als we al gewoon glimlachen met dat gezicht van ons: door aanstellerij, door vleierij, door angst, door onmacht. Lachen heeft alles te maken met een ervaring van vrijheid. En vrij is enkel het leven in zijn grootste eenvoud. Vandaar ook dat een glimlach of lach iemand razend kan maken: de keizer ziet plots dat hij naakt is. Lachen doe je soms niet ongestraft: de dichter Mandelstam werd door Stalin opgejaagd omwille van één satirische zin in één gedicht, waarin de grote leider zichzelf herkende.

Maar even zo vaak als die hoogbegaafde wijze en vrije lach is er de verkochte lach. Lach die zich in duizend bochten wringt van strategie, en verkoopstactiek, en mediastatus, en groepsbelang en hiërarchie, en zelfbeschuldiging, en schaamte of onbewuste dwaasheid. De lach die ongemakkelijk maakt, of je ongemakkelijk achterlaat. Ook beginselverklaring, maar van argwaan. Bewapening in plaats van ontwapening. Afweer in plaats van aanraking. De eigenwijze wie-doet-me-wat-lach, die je zo vaak op televisie ziet, is er zo een. Volledig masker geworden, en of de mens eronder nog leeft en waarlijk gelukkig is, doet er niet toe. Geregisseerd leven, dat is het, al te vaak.
Hoe kom je ervan af? Door weer de mensen een voor een aan te kijken. Door geen handtekeningen meer uit te delen en rode lopers af te gaan, en je schoenen zelf te poetsen. Door zelf boodschappen te doen en blij te glimlachen als aan de kassa het meisje in je ogen kijkt, niet zoals voorgeschreven en bepaald door het getimde werkritme, maar zomaar, gratis.

Je komt ervan af door niet meer onderdanig te willen glimlachen, maar alleen te lachen als je voelt dat er respect is. Dat is niet zo eenvoudig , maar je kunt tenminste proberen. Vriendelijkheid is te kostbaar om er enkel goodwill mee te kopen.

Je komt ervan af door om jezelf te lachen. Dat vrijmakende, directe van de lach werkt gegarandeerd ook als je kunt grinniken om je eigen stunteligheid, je eigen kleine en grote tekorten. Als je erom kunt lachen, worden ze ineens weer kostbaar.

Tenslotte: de bijzonderste lach. Dat is de aanstekelige lach. De lach die anderen doet glimlachen. Lichter maakt. Doet meelachen. Ik kan haar niet beschrijven, die aanstekelijke lach, maar je herkent haar uit alle andere: ze heeft iets van een komisch motortje, van een grapje dat nooit gaat vervelen. Mijn zoon is een grote humorist, lachen is voor hem een manier om én intelligent én open te kunnen leven. En dan slaat zijn vriendin aan, met dat aanstekelijk geluid van haar. En dan denk ik: die twee passen toch goed bij elkaar.
(uit mijn boek “Verwonderingen”)
*
Bij de foto (van tijdens onze campertrip in de States):
Hier zien we nog een andere lach, die van de zottigheid, van het mooschen (in Van Dale van 1898 werd dit West-Vlaamse woord nog opgenomen, met als uitleg: knoeien, vermorsen, verkwisten. Hela toch, wat een negatieve uitleg voor iets wat ook zo ongelooflijk vrolijkmakend kan zijn: knoeien met eten bvb, en daar dan onbedaarlijk om lachen..

Volg Guido via zijn Facebookpagina > KLIK HIER
Guido Vanhercke

Guido Vanhercke

Bekijk alle berichten

Voeg commentaar toe

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Abonneer u op de nieuwsbrief van Bijlichten

Schrijf nu in

* indicates required