Uitsig op die kade

Uitsig op die kade

Nouliks vertolkbaar wat hulle my vertel,
spreeus, eksters, meeue, eende, kraaie, al
die ywerige dagloners van die wal,
die reier so afgetrokke opgestel.
Ek mis myself steeds minder. Ek bedoel:
as steeds meer buitedinge my gaan boei
dan sintels van inwendige gevoel
tintel dit of ek selfafstotend groei.
Vermindering neem waarneembaar toe. Ek hoop
om te voldoen aan omgekeerde bloei
en leeg genoeg te loop om vol te loop
met wat vanuit hierbuite binnevloei.

Elisabeth Eybers (1915-2007) (uit: Teeëspraak – 1993)

Uitzicht op de kade
Nauwelijks vertolkbaar wat zij mij vertellen,
spreeuwen, eksters, meeuwen, eenden, kraaien, al
die ijverige dagloners van de wal,
de reigers zo teruggetrokken opgesteld.
Ik mis mezelf steeds minder. Ik bedoel:
als steeds meer buitendingen mij gaan boeien
in plaats van sintels van inwendig gevoel,
tintelt het of ik zelfafstotend ga groeien.
Vermindering neemt waarneembaar toe. Ik hoop
dat ik voldoe aan omgekeerde bloei
en leeg genoeg ben om vol te lopen
met wat van hierbuiten binnenvloeit.
*
“Ik mis mezelf steeds minder”: vijf woorden die, alsof daar nog bewijs voor moest, vanzelf tonen hoe wijs, diep, dichtbij poëzie kan zijn. Ze klinken niet alleen, die vijf, ze buigen zich ook naar je toe en beginnen een gesprek dat je alleen met hele goeie vrienden hebt.

Over de vrede die ontstaat als je jezelf kunt vergeten, als je zo doorzichtig kunt worden als een raam, waar ook een hele aanwezigheid door valt.

Over je gewassen ogen, ontstopte oren, fijne neus, verbaasde huid als je plots weer ontdekt hoeveel boeiends er te vinden is daarbuiten, buitendingen noemt de oude dichteres ze.
Over het genot jezelf te voelen vollopen, dat vloeien is al speciaal, maar dan, dat je zoveel kan bewaren, een mooie glazen schenkkan ben je, zo eentje die al van moeder op dochter is doorgegeven, met van die glooiingen waar je zelf verbaasd op staat te kijken.

Het bloeit in je, als je jezelf vergeet. Als je de sintels van inwendig gevoel (ergernisjes, beetjes droefenis, vervelinkjes, oude angsten) ziet uitdoven, zoals sintels dat doen. Langzaam, en vaak doven ze niet echt uit, sintels zijn koppig. Maar ondertussen voel je een andere tinteling in je gloeien.

Het is groeien, zeg je tegen jezelf, omgekeerd, verliezen en toch groeien.

En je ziet al dat vogelvolk maar bezig buiten je ogen, het zijn dagloners, ze worden per dag betaald, net zoals jij dat ook bent. Elke dag je uitzicht, dat is je loon als mens…

En bij dat uitzicht hoort ook een slok poëzie af en toe, hoe moet je anders verwoord krijgen wat nauwelijks te verwoorden is…

Guido Vanhercke

Guido Vanhercke

Bekijk alle berichten

Voeg commentaar toe

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Abonneer u op de nieuwsbrief van Bijlichten

Schrijf nu in

* indicates required