Een zee van dromen (tekstversie)

Ik wou graag een kleinigheid zeggen over Oosterhuis als dichter, hoe ik hem eerder als dichter dan als klassieke kerkliedschrijver ervaar. Er zijn voor mij van die typische Oosterhuis-formuleringen: “goed wijd land” is er zo eentje. Ook typisch zijn zijn pogingen om het onuitsprekelijke te vatten: onstilbare tonen, onuitsprekelijke naam, het sprakeloze bidden, roepende stilte.

Gezongen theologie

Zulke paradoxen zijn trouwens eigen aan de mystieke teksten, maar veel liturgische liederen houden meer van duidelijkheid, van bevestiging van theologische waarheden. Ik kan het niet bewijzen, maar ik heb de indruk dat Oosterhuis in zijn eerste liederen ook zulke geloofsbevestigende teksten schreef: “Zolang er mensen zijn op aarde, zolang de aarde vruchten geeft, zolang zijt gij ons aller vader, wij danken u voor al wat leeft”. Niks aan de hand met dit mooie lied, maar zo spreken de meeste kerkelijke liederen, en ik zie er de dichter Oosterhuis niet in.

Gezongen theologie loslaten

Maar het sterke van Oosterhuis is dat hij de gezongen theologie op een bepaald moment heeft losgelaten, heeft kunnen loslaten, om over zichzelf te gaan schrijven: over zijn tasten en zoeken als mens, over zijn nood aan een dragend vertrouwen tegenover het vele donkere in ons mensen, over die belofte van liefde in de oude woorden, over de wereld die zo verwoestend kan zijn. Adem, steek mij aan

Liederen van de zoekende mens

Niet dat hij letterlijk en concreet over zichzelf schrijft, hij is mens tussen de mensen, maar hij verbergt zijn twijfel, zijn wanhoop, zijn hunker niet… In plaats van gezongen theologie zien we in zijn liederen de zoekende mens die twijfelt over zichzelf, die leed en hoop ziet van de mensen rondom, en die durft vragen: kom, waar ben je belofte, waar ben je gloed van liefde… Hierheen, Adem, schrijft hij, steek mij aan, gij hartenjager, gij zielsbewoner, gij onmogelijk mooi licht, want zonder jou is alles nacht en ontij, wreedheid, schuld. Maar jij maakt schoon…

De nagalm van woorden

Het valt mij echt op hoezeer alle liederen van Oosterhuis een stil of luid vragen om liefde zijn, onzegbaar nabij, zelfs heel lichamelijk (van geur en smaak, van licht en stem; iets in ons hoofd dat stroomt en licht geeft, geef mij terug de ogen van een kind…). En hoe mooi dichterlijk open hij die grote Liefde laat, die lieve boetseerder, die mantel van liefde, dat duizendschone licht, die weerklank en nagalm van woorden, die adelaarsvleugels, dat grotere dan ons hart…

Wat ben ik blij dat de dichter Oosterhuis door de theoloog Oosterhuis is gebroken en zijn eigen weg is durven gaan.

Muziek waarin woorden klinken

Maar ik wil hier ook hulde brengen aan het talent van zijn componisten. Als zovele liederen van Oosterhuis zich in ons hoofd en hart hebben genesteld, dan ligt dat voor zo’n groot deel ook aan de prachtmuziek waarin zijn woorden mogen klinken, die melodieën van Huybers en Oomen en Löwenthal en Mark Joly en anderen… Sedertdien gaat een zee van dromen in ons tekeer. En dat is maar goed ook…

Bekijk je liever de video? > KLIK HIER
Wat sprak je aan? Deel het met de online community… Schrijf hieronder je commentaar >

Guido Vanhercke

Guido Vanhercke

Bekijk alle berichten

Voeg commentaar toe

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Abonneer u op de nieuwsbrief van Bijlichten

Schrijf nu in

* indicates required