Wat betekent God voor mij?

A_Het godsbeeld

Tot op heden worden we achtervolgd door een godsbeeld waar we liefst definitief komaf mee maken. Bedoeld is de god buiten deze werkelijkheid, behorend tot een andere wereld. Een god die alles geschapen heeft en de geschiedenis stuurt volgens zijn wil. Deze God krijgt kwaliteiten toegemeten die hem hemelhoog plaatsen, ver verwijderen van dit aardse tranendal. Hij is de volmaaktheid zelf. Almachtig, alwetend en alziend ziet hij nauwlettend toe op het gedrag van de aardbewoners. Mensen beleven hun geloof door zich te onderwerping aan zijn ondoorgrondelijk raadsbesluit, door te aanvaarden van wat er ook gebeurt. We kunnen zijn onbegrijpelijke goedheid immers niet doorgronden. Sinds de eerste zonde in het aards paradijs is de menselijke natuur getekend door geweld en agressie. De eerste onschuld, die aanvankelijk bestond in ongerepte zuiverheid is verleden tijd. Die onschuld komt nooit terug. En zo gaat het maar door. Is dàt nu de zogeheten goede schepping van een liefhebbende God? De wereld zoals we die meemaken is er voorgoed door getekend. Het is een ingewikkeld kluwen geworden van goed en kwaad waardoor de liefhebbende God problematisch is.

Wat met het scheppingsverhaal?

Het scheppingsverhaal wordt niet zelden begrepen als verklaring voor de paradoxale situatie waarin de mensheid zich bevindt. Schepselen geboren uit Gods goedheid maar die voortdurend verleid worden door het kwaad. Het kwaad is een realiteit waar ook God niet tegen op kan. En als hij het niet kan, is hij dan nog wel God ? Hoe dan ook, de geschiedenis van de mensheid is een onverklaarbare mengeling van goed en kwaad. Waarom de dingen gebeuren die gebeuren moeten we maar nederig aanvaarden. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk. En daarmee is veel menselijk leed en verdriet, veel nodeloos lijden zogezegd toegedekt.

Verklaring versus zingeving

De geschiedenis leert ons dat dit godsbeeld in de loop der jaren steeds minder geloofwaardig is geworden. Eeuwenlang heeft het christelijk geloof zowel als verklaring gefunctioneerd als het als zingeving begrepen werd. Verklaring wàs tegelijk zingeving. Zoals bijvoorbeeld de eerste zonde. De opstand van de eerste mens tegen het gebod van God was meteen de verklaring voor de menselijke sterfelijkheid. Ook werd Gods harde hand die met onheil kon slaan begrepen als oproep tot bekering. De menswording van God werd tevens de redding van de mensheid. Op die manier werd de Bijbelse beeldspraak geïnterpreteerd. De verklaring van de complexe menselijke situatie werd tegelijk als zingeving begrepen. Vanaf de opkomst van de rede gingen verklaring en zingeving echter uit elkaar.

Wetenschap en godsbeeld

God als verklaring van de werkelijkheid heeft zijn tijd gehad. De opkomst van de wetenschap dringt een dergelijk godsbeeld stelselmatig terug. Steeds meer functies die vroeger aan God werden toegeschreven vallen weg (the death of a thousand qualifications: ( Anthony Flew)). Vanaf de 16e eeuw is alles anders geworden. Gods functie wordt beperkt tot het in gang zetten van de wereld, maar hij is niet langer actief als sturende kracht in de geschiedenis. Zijn bestaan is herleid tot een louter rationele affirmatie: “Er is een God die bestaat”. De aarde staat niet meer in het centrum van het heelal, zoals vroeger. Voortaan zal hij rondjes draaien in het gezelschap van een stel andere draaiende hemellichamen. De kerk door Jezus gesticht en omkleed met onfeilbare waarheid is door een reeks scheuringen in een hopeloze verwarring terecht gekomen.

De uurwerkmaker

In deze ontwikkeling liggen ook evoluties wat betreft ethische verantwoordelijkheid. In de theïstische, premoderne periode werd verondersteld dat alle spelregels voor het goede samenleven rechtstreeks door God gegeven waren. Zo had Mozes toch de grondwet van het gelovig leven van boven ontvangen. De tien geboden. In de loop der jaren werden mensen geconfronteerd met nieuwe ethische vragen waarvoor niet meteen pasklare antwoorden waren. De goddelijke inspiratie was niet langer van toepassing op nieuwe situaties. Mensen leerden zelf verantwoordelijkheid op te nemen. Gods functie als morele grootmeester werd onderuit gehaald. De redelijkheid had de leiding over genomen van de vroomheid en het godsvertrouwen. Van de warme verbondenheid tussen mensen en hun schepper bleef niet veel over. Het Godsvolk had in de ratio een nieuwe heilsweg ontdekt. Godsgeloof werd louter aanvaarden van geloofswaarheden. Zoals Voltaire het zei: zuiver rationeel gesproken moet er een god zijn zoals het bestaan van een uurwerk een uurwerkmaker onderstelt. Technisch gesproken heet dit “deïsme”.

B_ Secularisatie

Vanaf de 17-18e verwerft het wetenschappelijk denken een vaste plaats in het spreken over God. De kerk voelt zich vaak in de verdediging gedrongen. God is niet alleen overbodig en ongewenst geworden, hij wordt vooral gezien als miskenning van de menselijke mogelijkheden. De evolutietheorie van Darwin betekent een fundamentele invraagstelling van heel wat traditionele geloofspunten. Het scheppingsgeloof komt op wankele voeten te staan. De mens door God in het centrum van het universum geplaatst is die bevoorrechte plaats kwijt. Het hele theologische denkkader van weleer wordt naar de prullenmand verwezen. De Leuvense priester Georges Lemaître ontwikkelt de theorie van de big bang.

Relativering van de kerkelijke leer

In de eerste helft van de 20e eeuw betekent de opmars van de menswetenschappen andermaal een relativering van de kerkelijke leer. Verschillende belangrijke filosofen uit eind 19e begin 20e eeuw brengen een heel nieuw denkkader in. Feuerbach, Marx, Freud, Nietzsche spreken over geloof als menselijke projectie. Mensen hebben zichzelf een god gefabriceerd die hen de illusie geeft van geborgenheid en veiligheid. Nu is het ogenblik gekomen om op te staan uit deze illusie en de realiteit van het leven en van de wereld onder ogen te zien. Inzicht in de condition humaine bevrijdt van wat vroeger “zonde” heette. Wat gehoorzaamheid genoemd werd bleek onmondigheid te zijn. Ook de nieuwe inzichten van de Bijbelkritiek spelen hierin een belangrijke rol.

Een nieuw mens- en wereldbeeld

Het is pas in de jaren 60 dat dit nieuwe denkkader echt ingang vindt. Daar zijn vooral Vaticanum II en de studentenrevoltes eind van de jaren 60 verantwoordelijk voor. Er volgt een periode van geëxperimenteer die in kerkelijke kringen heel wat commotie veroorzaakt. Het gaat noch min noch meer om een nieuw mens- en wereldbeeld. En dat betekent revolutie. De kerk wordt binnenste buiten gekeerd. Om te beginnen gebeurt dat met de achterhaalde liturgie, verder met de vanzelfsprekendheid van de kerk als hiërarchisch gestructureerd, voorts het moreel gezag van de kerk (Humanae vitae is voor velen een breekpunt) en de bevrijdingstheologie (nog zo’n breekpunt). Bevrijdende theologie speelt een buitengewone rol in het feminisme dat haar plaats opeist in het theologisch en kerkelijk reilen en zeilen. Alles samen dringt zich een grondige vernieuwing van het hele geloofsleven op.

De trein gemist

In het begin van het derde millennium staan we inderdaad voor een nieuw breekpunt. De kerk heeft de trein gemist. Ze heeft zich niet echt ten gronde laten bevragen over de betekenis van geloven en kerkvorming. Het synodale proces dat we thans meemaken lijkt die opdracht ter harte te nemen. Zij bestudeert nieuwe wegen inzake de gemeenschapsvorming, priesterschap en andere ambten, de gelijkheid van man en vrouw, de scheiding der machten (wetgevend, uitvoerend, rechterlijk) en niet in het minst een nieuwe geloofstaal. Dit proces is feestelijk laat in gang geschoten. Het is niet te verwonderen dat mensen de kerk gewoon aan zich laten voorbijgaan.

Een nieuwe mens geboren

Tegelijk wordt sinds het begin van dit millennium een “nieuwe mens” geboren. Het individu staat centraal. Autonomie is het sleutelwoord. De gemeenschapszin ebt geleidelijk weg. Tal van verenigingen die vroeger een christelijke naam kregen hebben deze van zich afgeschud. Een seculiere naam sluit beter aan bij de tijdgeest. Het perspectief op een toekomst verbleekt. Individualisme is een onuitgesproken houding geworden. God als persoon wordt in vraag gesteld. Leven na de dood verliest zijn vanzelfsprekendheid. We moeten zelf instaan voor ons leven en wat er van maken, met of zonder God.

C_ Transcendentie ipv God

Voorlopig wordt er vooral over God gezwegen. Misschien uit onhandigheid of schroom. We beseffen dat we uit een tijdperk komen dat voorgoed achter ons ligt, maar waarvoor we nog geen nieuwe invulling hebben. Misschien hebben we God niet meer nodig? Of is dit een al te gemakkelijke en oppervlakkige interpretatie? Hier en daar hoor je wel eens de opmerking dat een puur wetenschappelijk mens- en wereldbeeld niet de diepe voldoening geeft die mensen verlangen. Wetenschap stilt de diepe honger niet waar mensen naar uitzien. Nieuwe generaties zijn echter reeds geruime tijd totaal vervreemd van de kerk. Ze zijn ook onwetend van de ontwikkelingen die zich de laatste jaren binnen een aantal nieuwe geloofsgemeenschappen heeft voorgedaan. Schuchter laat zich een vaag gemis horen. Het individualisme en de consumptiedrang geven geen echte voldoening. Ergens moet er “iets meer” te vinden zijn. Er is een onbestemde hunker voelbaar naar een houvast dat niet te vinden is in de seculiere wereld.

Is God nog wenselijk?

Het mag dan waar zijn dat God niet meer nodig is, ook niet meer wenselijk, er is ook een bewustzijn van verantwoordelijkheid dat hier en daar uitgesproken vormen aanneemt. In een godloze wereld zijn er mensen die zich zo goed en zo kwaad als mogelijk inzetten voor een wereld waar het goed leven is voor zoveel mogelijk mensen. We staan verwonderd over de inzet voor de medemens, voor de samenleving, voor de aarde, die zich zowel in kerkelijke als humanistische kringen manifesteert. Er klinkt vaak ook enige angst voor de toekomst. Want wat geven we door aan onze kinderen en kleinkinderen? Die vraag houdt zowel de gelovige als de humanist bezig.

De banaliteit overstijgen

Samen staan we hoe dan ook open voor initiatieven die de banaliteit van het alledaagse overstijgen. Een inzet die voort komt uit een authentieke zorg voor de medemens en voor de toekomst van onze wereld. Want dat laat mensen niet los. Er zijn telkens weer de fundamentele levensvragen die opduiken. We delen met zijn allen de paradoxen van het leven die ons telkens weer bij deze zelfde grondhoudingen brengt: verwondering, uitdaging, oproep, dankbaarheid. Het heeft alles te maken met het besef dat er zaken zijn die “aan ons” gebeuren, die ons optillen uit de vlakke alledaagsheid en die getuigen van een méér. In de ervaring van schoonheid, van bewondering voor de overgave waar sommige mensen blijk van geven, van vasthoudende hoop, breekt een straaltje licht door: There is a crack in everything, That’s how the light gets in.

We delen dezelfde wereld

Er zijn geen absolute grenzen tussen gelovig of humanist. We delen eenzelfde wereld. We ervaren dezelfde verrukking waarmee we in het leven staan. De weg van chaos naar harmonie overstijgt de ideologische verschillen. We voelen een zelfde verantwoordelijkheid. We delen het vermoeden van een diepere grond van het leven. Van chaos naar een nieuwe samenhang.

D_ Het goddelijke als kwaliteit van het alledaagse

Waar komt ons geweten vandaan? Heeft onze opvoeding het er in gehamerd? Of is het iets dat we in ons dragen? Een soort “instorting” die we met ons meedragen? Hoe komt het dat allerlei emoties ons overvallen en ons door elkaar schudden. Zowel met vreugde als met verzet of verdriet. “Emovare”: we worden bewogen. Het blijkt dat onze autonomie niet absoluut is. We bepalen niet alles zelf. We hebben niet alles zelf in handen. Op veel vlakken is er van autonomie nauwelijks sprake. Natuurlijk is de mens een scheppend wezen, maar hij is evenzeer een ontvangend wezen. Aangewezen op medemensen, op de natuur, gedragen door een hele geschiedenis die we ervaren als een bedding die ons draagt. Er is veel dat we ontvangen, zomaar. En vaak is hetgeen we ontvangen van grotere betekenis dan hetgeen we zelf produceren.

Een omkering van het goddelijke

“De barmhartigheid van de mensen is vol van God”. Een beetje slogannesk gezegd is hiermee een omkering bedoeld van de ervaring van het goddelijke. Dat speelt zich binnenwerelds af. Dit kunnen we illustreren vanuit een aantal grondhoudingen die we met velen gemeenschappelijk hebben.

Gedragen door verlangen

Ons leven wordt gedragen door verlangen. Verlangen naar een wereld die zo humaan mogelijk is. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor de medemens, en eigenlijk voor iedereen. We geloven liever in de utopie van een wereld in vrede dan we ons voorbereiden op mogelijk onheil. Blijkbaar leeft er in de mens een “dieper” weten dan een doemdenken dat de zaken op zijn beloop laat. Het verlangen zet mensen in beweging. Het gaat natuurlijk nooit zonder instemming en overgave, maar ook dat is een drang die sterker is dan het zelfbehoud. Het verlangen in het hart van de mensen is sterker dan het terugplooien op zichzelf. Daarom zet het verlangen ons nu reeds aan te vertrouwen dat de inzet voor vrede en gerechtigheid zinvol is.

Gedragen door vertrouwen

Ons leven wordt gedragen door vertrouwen. Vertrouwen in eigen kunnen, in de talenten die we hebben ontvangen en in de bijdrage die we kunnen leveren aan de opbouw van de samenleving als een plaats waar het goed leven is. We hebben ook nood aan elkaars ondersteuning en we geloven dat medemensen ons zullen nabij zijn en indien nodig ons zullen bijstaan. Zonder dat vertrouwen is het leven niet mogelijk. Mensen krijgen kinderen zonder op voorhand te weten of ze in staat zullen zijn hen een behoorlijke opvoeding te geven. Of ze verbinden zich met elkaar “tot de dood hen scheidt”.

Daden van verzet

Het onrecht in de wereld kan niemand onverschillig laten. Mensen worden miskend in hun waardigheid, uitgebuit, vernederd. Mensen worden ten onrechte opgesloten, gemarteld, gedood. In de zorg voor de menselijke waardigheid weet men zich voor een appèl geplaatst. De uitdaging wordt ervaren als een “heilig moeten”. Het is een appèl dat je als mens overstijgt. Je wordt erdoor overrompeld. En je weet dat niemand een antwoord heeft op de noden die op ons afkomen. Maar toch horen wij de verplichting te doen wat mogelijk is. Al haalt het weinig of niets uit. Elke daad van verzet ondanks alles is een getuigenis van een werkelijkheid die ons overstijgt.

Jezelf overstijgen

Waar mensen tot vergeving in staat zijn, overstijgen ze zichzelf. Over vergeving is veel te zeggen, maar alvast dit: vergeven is niet hetzelfde als vergeten, evenmin als met een spons alles wegvegen. Ook niet “we zullen er nu maar over zwijgen” en vergeten wat is fout gegaan. De ander die zich heeft misdragen opnieuw voluit als mens aanvaarden en bejegenen getuigt van een verbondenheid die dieper ingrijpt dan wat we kunnen waarnemen.

Bekijk ook de video met Ignace ‘Een kleine geloofsgeschiedenis’  > KLIK HIER

Ignace D'hert

Ignace D'hert

Bekijk alle berichten

Voeg commentaar toe

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Abonneer u op de nieuwsbrief van Bijlichten

Schrijf nu in

* indicates required