In een lezing over identiteit viel mij een uitspraak op van Ignace D’hert: ’Wie ik ben is een wordingsgeschiedenis.’
Iedereen heeft een geschiedenis die maakt dat zij is wie zij is. Als ik dat zo zeg, dan veronderstelt dat een groeiperspectief. Dat ik kan groeien. Dat er voor mij een ruimte is om te groeien. Een toekomst waar ik vele wegen uitkan. Waar ik vrij kan zijn om te kiezen. Om te veranderen.
Een onvervreembare kern
Tezelfdertijd lijken we graag vast te houden aan de idee van een onvervreemdbare kern, zoiets als een vaste eigenheid die ons uniek maakt. Zelfs als we spelen met vragen als: wat zou ik geworden zijn, indien…. ik daar geboren was; indien ik die persoon niet ontmoet had, indien ik mijn studies wel verder gezet had, indien ik die job niet aanvaard had, dat ongeval niet was tegenkomen, enz … dan nog zijn we bezig te denken over dat ‘ik’. Wel kan dat ‘ik’ geplooid worden doorheen de omstandigheden: gekraakt of onherstelbaar gekwetst worden, of in andere omstandigheden helemaal openbloeien. Maar toch, zowel in positieve of negatieve zin, we geloven dat er een min of meer vaste kern binnenin elke persoon zit.
Wat ons tot ‘ik’ maakt
Als puber, als adolescent gaan we op zoek naar wat ons tot ‘ik’ maakt. Naar wat mij onderscheidt van anderen. Vaak hangt dat ook nauw samen met de zoektocht naar onze rol, onze bestemming in dit leven. Vaak, zeker in onze westerse samenleving, gaat die zoektocht met onzekerheid, zelfs met angst gepaard. Het is een tastende stem in ons die vraagt: Wie ben je?
Maar hoe kijkt de bijbels-christelijke traditie naar dit soort vraagstelling?
De bijbel toont mij mezelf als iemand die aangesproken wordt en als iemand die kan horen. We horen inderdaad stemmen van heel veel mensen, een zee van mensen, moeders, vaders, leraren, vrienden, maar ook vele onbekenden, onbeminden, stemmen die woorden spreken die mij bereiken, woorden die lang kunnen bij blijven, die mij iets doen, die met mij iets doen. Er zijn stemmen die ik niet herken, die ik misschien niet wil horen totdat ik het toesta dat iemand mij aankijkt.
Waar is je broer?
En dan laten de eerste pagina’s van de bijbel die stem klinken met de vraag: waar is je broer? Vanuit welke onvatbare diepte binnenin of vanuit welke ongekende vreemde ruimte buiten klinkt een stem die vraagt: waar is je broer? Bijbels gezien wordt de vraag: wie ben je? vrijwel meteen verbonden met de vraag: mens, waar is je broer? Deze vraag plaatst elke mens meteen in een verband, in een verwantschap. Een verband dat samengaat, misschien wel voorafgaat aan wie ik ben. Die relatie en de consequenties van dat fundamentele verband zijn de allereerste omschrijving van wie ik ben.
Mijn bestemming
En in het antwoord op die vraag: mens, waar is je broer?, ligt mijn bestemming. Op de uitnodiging van die vraag willen en durven ingaan kan een bevrijding zijn. Ik word geopend, de stem van iemand anders kan tot mij doordringen. Daarin precies word ik ‘ik’ gemaakt. Die uitnodiging krijg ik levenslang, soms tot vervelens toe. Een onophoudelijke vraag om toegelaten te worden. Maar het werkt ook omgekeerd: het is ook die stem die roept, die mij blijft vasthouden wanneer ik in eenzame wanhoop weer eens verloren loop…
Een levengevend verband
Jezus’ leven beantwoordt die vraag ‘waar is je broer’ door in zijn leven de mens aan de onderkant, de mens in de marge centraal te stellen. Hij was geen wereldhervormer en al zeker geen politicus. Met zijn leven en zijn boodschap over het Rijk Gods staat hij wel helemaal in de Joodse traditie die altijd al het meest intieme en spiritueel religieuze verbindt aan het economische maatschappelijke. Dat hebben zijn tijdgenoten heel goed begrepen. Voor velen was de manier waarop Jezus al degenen die in het samenleven uit de boot vielen opnieuw in een leefverband bracht, een fantastisch weldoende ervaring. Anderen zagen dit optreden als een bedreiging voor hun privileges en hun posities. Hij was geen politicus maar zijn opstelling was voldoende politiek om door een coalitie van politieke, militaire en religieuze machten gedood te worden. Zijn leerlingen getuigen dat, in weerwil van zijn dood, hij niet uit zijn levengevend verband viel. Zij getuigen hoe Hij hen in diepe verslagenheid tegemoet kwam en gemeenschap bleef stichten, over de grenzen van de dood heen.
Deel krijgen aan het evangelie is deel worden van het evangelie, van die hoopvolle weg van bevrijding, is in die zin onze diepste identiteit.
Bekijk de video > klik hier
Wat sprak je aan? Wil je iets delen met de online community? Voeg hieronder je commentaar toe.
Voeg commentaar toe